Siega Verde, paleolithische rotskunst

De paleontologische rotskunst in de Cóavallei in Portugal en Siega Verde in de aangrenzende provincie Salamanca zijn uniek in hun soort vanwege hun open karakter. In 1998 werd dan ook de eerste archeologische vindplaats door de Unesco tot werelderfgoed verklaard. In 2001 besloot dezelfde organisatie de tweede daaraan toe te voegen. De vindplaatsen in Siega Verde liggen in de gemeente Villar de la Yegua.

In 1988 werd de prehistorische rotskunst ontdekt door Manuel Santoja en Rosario Pérez. Zij werkten op dat moment aan een archeologische inventaris in de provincie Salamanca, aan de oever van de Águeda, en troffen daar honderden afbeeldingen aan van paarden, geiten, stieren en herten, ingekrefd in de rotsen. Opvallend was dat daarbij ook afbeeldingen voorkwamen van rendieren en bizons, dieren die in de streek al lang uitgestorven zijn, en van de algemeen uitgestorven wolharige neushoorn.

Verschillende technieken
Bij het inkerven van deze afbeeldingen werden twee technieken gebruikt, die van het uithouwen bij afbeeldingen van groter formaat, en die van het insnijden bij kleinere afbeeldingen. Soms werden beide technieken gemengd met de techniek van het schrapen en schuren van bredere en diepere groeven.

De panelen geven soms dynamische scènes weer, met voorstellingen van dieren die het Iberische schiereiland tijdens de laatste IJstijd bevolkten, en die een symbolische betekenis hebben die ons begrip overstijgt.  van de paleolithische mannen. Er wordt vermoed dat het gaat om jachtmagie en misschien wel de verdeling van jachtgebieden tussen verschillende stammen.

Meer dan 600 afbeeldingen
Het gaat om 94 panelen die over een lengte van drie kilometer langs de oever van de Águeda liggen. De ontdekkers hebben daar meer dan 600 afbeeldingen uit het Boven-Paleolithicum (20.000 jaar geleden) en uit het Magdalénien (12,000 jaar geleden) kunnen catalogiseren.

Om bij de vindplaats te komen dient men de brug over de Águeda te nemen op de weg tussen Castillejo de Martín Viejo en Serranillo. Voor de bezoekers is daar een ruimte gebouwd waar inzicht wordt gegeven in het leven in die tijd en over de plaatsen waar men de rotskunst kan vinden. Het geeft de bezoeker een beeld van het sociaal, economisch en spiritueel leven van onze verre voorvaderen. Een bezoek aan de vindplaats zelf gaat in groepen van maximaal 15 personen.