De Spaanse thema's van Edouard Manet

In 1860 begon de Franse schilder Edouard Manet zich te interesseren in Spaanse thema's -iets wat eigenlijk al twintig jaar lang een mode was in Parijs. Nadat een jaar eerder zijn intussen beroemde schilderij 'De absintdrinker' werd afgewezen maakte hij in datzelfde jaar zijn debuut in de Parijse Salon met 'De Spaanse zanger', een schilderij dat al sterk was beïnvloed door de meesters van de Spaanse barok die hij in het Louvre had gezien.

Manet (1832-1883) groeide op in een rijke familie. Op zijn zestiende reisde hij als leerling-matroos op een schip naar Rio de Janeiro met de bedoeling toegelaten te worden tot de scheepvaartacademie. Omdat dat niet lukte besloot hij in 1850 zich te gaan wijden aan de schilderkunst. Tussen 1853 en 1856 reisde hij naar Italië, Duitsland, Oostenrijk en ook naar Nederland, om daar de grote meesters te leren kennen. In 1865 maakte hij een reis naar Spanje, waar hij vooral onder de indruk zou raken van het werk van Velázquez.

Op dat moment was hij overigens al twee jaar getrouwd met de Nederlandse pianiste Suzanne Leenhoff (1829-1906). In 1849 werd zij gecontracteerd door de vader van Manet om diens zonen Edouard en Auguste, pianoles te geven. Drie jaar later baarde zij een zoon, León Koella. Waarschijnlijk was de vader van Manet tegen een huwelijk, want die kwam pas een jaar na diens dood tot stand. Ook wordt er beweerd dat de vader van het kind niet Manet zelf was, omdat de schilder onvruchtbaar zou zijn, maar waarschijnlijk juist diens vader.

Lola de Valence
Twee jaar na zijn succes in 1860 met 'De Spaanse zanger' maakte Manet schetsen van voorstellingen van de Spaanse balletgroep 'Flor de Sevilla'. Van 12 augustus tot 2 november 1862 trad deze groep op in de Hippodrome in Parijs. Manet wist de groep over te halen om voor hem te poseren, wat leidde tot een serie schilderijen en etsen, waaronder  'Het Spaanse ballet' (hiernaast) en 'Lola de Valence', een portret van de sterdanseres, Lola Melea (helemaal boven).

Daarop draagt Lola een zware Andalusische plooirok, zwart met groene bloemen en rode pompons, en een wit-transpante 'mantilla' met een rood passement om schouders en hoofd gdrapeerd. Alles geschilderd in krachtige kleuren. De geportretteerde draait zich vanaf een zijaanzicht naar de toeschouwer toe. Het schilderij werd in 1863 vanwege de schetsmatige stijl ervaren als shockerend.

Oorspronkelijk was de danseres afgebeeld tegen een neutrale achtergrond. Niet lang na een tentoonstelling in 1867, waarin het portret opnieuw door het publiek werd afgewezen, schilderde Manet de achtergrond over en vergrootte daarbij het doek zodat de achterkant van het decor en een klein deel van een theater met publiek te zien zijn. Dit was echter niet de werkelijke situatie van de optredens in de Hippodrome.

Tegenwoordig maakt het schilderij deel uit van de collectie van het Musée d'Orsay in Parijs.

Kennismaking met Titiaan in Madrid
In augustus 1865 reisde Manet naar Spanje, waar hij in Madrid ook het werk van Titiaan onder ogen kreeg. In datzelfde jaar maakte hij met zijn 'Olympia' een geheel eigen versie van diens 'Venus van Urbino' en wist dat in de Salon geëxposeerd te krijgen, Dat had een golf van kritiek ten gevolge omdat het al te duidelijk was dat het hier niet om een godin maar eerder om een prostituee ging.

Onder invloed van Velázquez maakte Manet vervolgens ook een serie schilderijen van bedelaar-filosofen, die hij zou tentoon stellen tijdens de Wereldtentoonstelling in 1867. Omdat de werken voor officiële deelname afgewezen waren moest dat wel in een eigen paviljoen gebeuren. In de jaren 1868 en 1869 schilderde Manet tenslotte nog 'Le Balcon', dat verwijst naar een werk van Goya uit 1812.

Impressionisme
Manet wordt beschouwd als een voorloper van het impressionistme, al heeft hij een uitnodiging in 1874 tot deelname aan de eerste impressionistische tentoonstelling niet aangenomen. Wel was hij goed bevriend met vele impressionisten, waaronder Alfred Sisley, Camille Pissarro en Pierre/Auguste Renoir.

Manet overleed aan een ziekte, die het centraal zenuwstelsel aantast en mogelijk werd veroorzaakt door een syfilis, die hij al in 1848 opliep. Vlak voor zijn dood in 1883 kreeg hij ook nog koudvuur in een been, dat daarom afgezet moest worden. Antonin Proust sprak op de begrafenis en Claude Monet en Emile Zola droegen de kist.