Rafael Guastavino en het tamboerijngewelf

Rafael Guastavino (1842-1908) was degene, die een eeuwenoude techniek, het zg. 'tamboerijngewelf', verbeterde door flinterdunne tegels en sneldrogend portlandcement te gebruiken. Daarmee kon hij niet alleen gewelven bouwen die 3 tot 5 keer wijder waren, het bleek tevens een zeer snelle en economische methode omdat er geen behoefte was aan houten stellingen.

In Catalonië waren er een een aantal voorbeelden, waar het tamboerijngewelf -of ook wel 'Catalaanse boog' genoemd- gebruikt was, zoals de kerken Santa María del Mar en Santa María del Pi, beiden in Barcelona, en de kathedraal van Girona, die het breedste ship bezit van alle gotische kerken in Europa. Het tamboerijngewelf verschilt van de Romeinse methode voor het bouwen van gewelven. Die bestaat nl. uit een enkele laag van dikke, wigvormige stenen en steunt op zwaartekracht. Het tamboerijngewelf daarentegen dankt zijn stevigheid aan verschillende lagen van elkaar overlappende tegels die aan elkaar worden vastgekleefd met snel drogende mortel.

Guastavino, die in Valencia werd geboren maar een deel van zijn opleiding tot architect volgde in Barcelona, moet daar notitie van hebben genomen en zo op het idee zijn gekomen om lichtere materialen te gebruiken dan bakstenen en mortel. Een vroeg voorbeeld daarvan is het theater 'La Massa' in Vilasar de Dalt, dat op 13 maart 1881 officiëel werd geopend.

Verenigde Staten
Op dat moment was de architect zelf al naar de Verenigde Staten geëmigreerd, waar hij zijn verbeterde techniek patenteerde. Dat bleek een gouden greep, temeer daar er in die periode verschillende grote stedenbranden waren geweest, zoals in 1871 in Chicago. Daardoor bestond er in dat land op dat moment grote behoefte aan goedkope en toch brandwerende materialen, die het hout, dat op dat moment vaak nog werd gebruikt, konden vervangen.

Voor het tamboerijngewelf van Guastavino was er slechts een tijdelijke structuur nodig is bij het begin van het werk. Die lichte constructie kon ook nog meteen worden weggehaald en opnieuw worden ingezet voor een ander deel van de bouw. Dat maakte de techniek goedkoop genoeg om een grote vraag ernaar te doen ontstaan. Tevens zou de methode duurzaam blijken te zijn; tijdens de renovatie in de jaren 80 van de ontvangsthal van Ellis Island bleken slechts 17 van 29.000 tegels vervangen te hoeven worden.

Zo zou Gustavino en zijn erfgenamen opdrachten krijgen voor de vloeren, plafonds, gewelven, koepels en trappen in meer dan duizend bouwwerken, waarvan inmiddels velen gerenommeerde monumenten- alles volgens het principe van het tamboerijngewelf. Enkele voorbeelden van het werk van Guastavino zijn te vinden de Boston Public Library, het plafond van de Oyster Bar in Grand Central Terminal, en de Cathedral of St. John the Divine.

Catalaanse  modernisme
Aan het eind van de 19de eeuw zou de methode van Guastavino worden herontdekt door de architecten van het Catalaanse modernisme, met als belangrijke voorbeelden de crypte in Colonia Güell van >>Antoni Gaudí, de Aymerich Amat i Jover in Terrassa, een textielfabriek van Lluís Moncunill i Parellada, en de Celler Cooperatiu de Pinell de Brai van César Martinell.

Toch, ondanks Guastavino zijn verzie van de 'Catalaanse boog' een lange toekomst toeschreef, zou de komst van staal en beton de techniek uiteindelijk verdrijven. Dat leidde ertoe dat ook zijn bedrijf in 1962 zou sluiten. Zijn zoon was toen 12 jaar daarvoor overleden. Er zijn nog wel wat moderne voorbeelden van het gebruik van deze techniek op Cuba, waar het tamboerijngewelf van pas kwam omdat bouwmaterialen er schaars waren.

Afbeeldingen (van onder naar beneden): Plafond van de Boston Public Library; Rafael Guastavino, rond 1880; gewelf in  de Oyster Bar; de crypte in Colonia Güell van Antoni Gaudí.