De vruchtbare relatie tussen Rubens en Spanje

Spanje heeft in het leven van de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens (1577-1640) aldoor een rol gespeeld. Sinds hij in 1604 door de hertog van Mantua op een diplomatieke missie werd gestuurd naar de Spaanse koning Filips III heeft hij er steeds op de één of andere manier mee te maken gehad, hetzij vanwege zijn hofschilderschap aan het hof van Isabel Clara Eugenia (1566-1633), een dochter van Filips II, en haar man, die landvoogden van de Zuidelijke Nederlanden waren, hetzij vanwege enkele belangrijke diplomatieke missies, die de belangstelling in zijn werk op de hoven van de Spaanse koningen Filips III en Filips IV altijd levend hebben gehouden. Je kunt dus zeker zeggen dat de relatie tussen Rubens en Spanje vruchtbaar is geweest.

Peter Paul Rubens werd geboren in het Duitse Siegen. Als zoon van een Antwerpse advocaat kreeg hij een humanistische opvoeding, eerst in Keulen en later -na de dood van zijn vader in 1587- in Antwerpen. Daar ook doorliep hij zijn artistieke opleiding bij verschillende meesters, die uiteindelijk in 1598 leidde tot opname in het Antwerpse schildersgilde. Dat was midden in de Tachtigjarige oorlog en de Spanjaarden waren in die tijd heer en meester in de Zuidelijke Nederlanden.

In 1600 besloot Rubens een studiereis te maken naar Italië, waar hij o.a. kennis zou maken met het werk van Caravaggio en onder de hoede kwam van de hertog van Mantua. Deze stuurde de jonge kunstenaar in 1603 op een diplomatieke missie naar Spanje, met diverse geschenken voor de koning Filips III. Zo kwam hij in aanraking met het werk van de Venetiaanse kunstenaar Titiaan, op dat moment hofschilder van de koning en referentie voor de schilderkunst in Spanje van dat moment.

Isabel Clara Eugenia, mecenas van Rubens
Bij zijn terugkeer in de Zuidelijke Nederlanden in 1608 trad ook al snel het Twaalfjarig bestand in, welke een zekere welvaart zou terugbrengen naar de Nederlanden en ook Rubens vele belangrijke opdrachten zou opleveren. Dankzij de vele leerlingen op zijn atelier -waaronder namen als Frans Snyders en Anthonie van Dijck gerekend kunnen worden- konden deze dan ook gemakkelijk verwerkt worden. Meestal hoefde Rubens de schilderijen uit zijn atelier eigenlijk alleen maar af te maken, van portretten schilderde hij bijvoorbeeld alleen de gezichten en hooguit de handen.

Na de dood van haar man begon Rubens ook steeds meer het vertrouwen te krijgen van Isabel Clara Eugenia, waardoor hij opnieuw in Spanje terecht zou komen. In 1926 ontving hij van de vorstin de opdracht om twintig wandtapijten te ontwerpen voor het klooster van de 'Descalzas Reales' in Madrid, waar zij haar jeugd doorgebracht had. Die tapijten zijn daar nog altijd te bezichtigen en hun ontwerpen bevinden zich in het Prado. In 1630 nam Rubens vanuit Spanje deel aan het vredesverdrag tussen Engeland en Spanje, een verdienste die hem een Engelse ridderorde zou opleveren.

Opdrachten in Spanje
Maar ondanks zijn diplomatieke bezigheden bleef Rubens ook tijd houden voor zijn artistieke loopbaan, die hem later opnieuw naar Spanje zou brengen. Zo verbleef hij tussen 1628 en 1629 in het 'Álcázar' te Madrid, waar hij tientallen schilderijen maakte voor de Spaanse koning en zeer mogelijk atelier deelde met de Spaanse meester Velázquez. Tusen 1636 en 1638 ontwierp hij tevens meer dan honderd werken voor de 'Torre de la Parada', het jachtslot van Filips IV nabij de Spaanse hoofdstad. Dat was overigens slechts twee jaar voor zijn dood, in 1940. Één van zijn misschien wel mooiste werken, 'De drie Gratiën' (zie hierboven), zou pas na zijn dood aangekocht worden door het Spaanse hof, en is nu één van de vele topstukken van een uitgebreide collectie Rubenswerken, die in het Madrileense Prado museum te zien zijn.