Carlos de Haes en het Spaanse landschap

De publieke erkenning van het meesterschap van de Spaanse schilder en graficus van Belgische afkomst, Carlos de Haes (1826-1898) betekende in zijn tijd een opwaardering van het genre van de landschapsschilderkunst -tot op dat moment beschouwd als inferieur aan andere genres. Dit begon met zijn benoeming tot lid van de 'Real Academia de Bellas Artes de San Fernando' in 1859 en leidde uieindelijk tot een verschillende ridderordes.

De Haes werd geboren in het gezin van een koopman en handelaar in effecten in Brussel. In 1836 kreeg die een betrekking als directeur van een handelshuis in het Zuid-Spaanse Málaga. Daar werd aanvankelijk van de zoon verwacht dat ook hij uiteindelijk de handel in te gaan. Zijn tekentalent bracht daar echter al snel verandering in. Zo kwam hij in Málaga in de leer bij de plaatselijke portrettist, Luis de la Cruz y Rios (1776-1853).

Na deze leertijd keerde De Haes in 1850 terug naar Brussel om daar zijn studies te voltooien bij de landschapschilder Joseph Quinaux (1822-1895). Tijdens dat verblijf nam hij deel aan de tentoonstelling van Levende Meesters te Amsterdam, de Driejaarlijks Salon in Brussel -beiden in 1854- en aan de Salon van 1855 in Antwerpen. Daar toonde hij zijn eerste landschappen.

Permanente terugkeer naar Spanje
Datzelfde jaar reisde hij opnieuw naar Spanje, maar overwoog om zich toch maar definitief in Brussel te vestigen toen hem een leerstoel aan de 'Escuela de Bellas Artes de San Fernando' in Madrid werd aangeboden. Dit gebeurde dankzij het schilderij 'Gezicht van het Palacio Real te Madrid vanaf de Casa de Campo gezien'. Deze benoeming was aanleiding voor De Haes om zijn ouders en zuster naar Madrid te halen en uiteindelijk voorgoed in Spanje te blijven. Hij liet zich zelfs naturaliseren. De reputatie van De Haes als landschapsschilder groeide snel en in 1859 werd hij dus voorgedragen als lid van de Real Academia de Bellas Artes de San Fernando.

Aan de 'Escuela de Bellas Artes' had De Haes heel wat leerlingen, die later bekend zouden worden. Maar de bekendste van allen was misschien wel Darío de Regoyos y Valdés (1857-1913), die tussen 1880 en 1889 op De Haes' aanraden in België zou verblijven om daar in Brussel te studeren, ook bij Joseph Quinaux. Daar zou Regoyos y Valdés o.a. betrokken zijn bij de oprichting van de avantgardistische kunstenaarsgroep 'Les Vingt' (1883-1893) -met o.a. James Ensor, August Rodin en Jan Toorop.

Schilderen in de open lucht
De vroege werken van De Haes geven nog blijk van invloed van de Vlaams-Hollandse romantische landschapsschilders. Gaandeweg ontwikkelde hij echter een meer impressionistische visie op het schilderen. Hij  was dan ook één van de eerste –zo niet de eerste- die het openluchtschilderen in Spanje introduceerde, iets wat zijn belang als sleutelfiguur tussen realisme en impressionisme in dat land onderstreept.Zo maakte De Haes in de zomermaanden graag grote reizen, waarin hij Spaanse en Portugese landstreken, en landen als Frankrijk, België en Nederland bezocht. Tijdens deze reizen liet hij zich graag vergezellen door leerlingen, zoals in 1874 door Aureliano de Beruete (1845-1912).

Het Madrileense platteland, de 'Picos de Europa', de 'Pyreneeën en de nog ongerepte Spaanse kusten zijn veel voorkomende thema´s voor zijn schilderijen. Zijn lievelingsplek was echter misschien wel het 'Monasterio de Piedra' (klooster van Piedra) in Aragón, dat in bezit was van een goede vriend van hem, de historicus en schrijver Federico Muntadas. Hij kwam daar regelmatig om in de natuur te schilderen.

De Haes werkte ook als graficus. Zijn eerste etsen verschenen in nummers van het tijdschrift 'El Arte en España' in de jaren 1862-1863. De thematiek loopt parallel met zijn schilderijen. In 1865 werd hij lid van de Parijse 'Société des Aquafortistes'.

In 1876 was De Haes getrouwd met de Argentijnse Ines Carrasco y Montero de Uhagon. Een jaar later was deze echter in het kraambed overleden, samen met haar kind.Daarom was er geen directe erfgenaam toen hij in 1898 stierf. Een nicht en twee neven in Nederland, alsmede zijn oud-leerling Jaime Morera (1854-1927) werden begunstigd. Twee van de Nederlandse erven, Rochus en Ignace De Haes, schonken een 350tal werken aan het 'Museo de Arte Moderno' (later samengesmolten met het Prado museum), bestaande uit schilderijen, tekeningen en etsen. Deze werken zijn nu over meerdere Spaanse musea verspreid. Morera schonk 1924 werken van De Haes aan een naar hem genoemd museum in Lleida.

Een jaar na de dood van De Haes was er een grote retrospectieve tentoonstelling in Madrid.