De invloed van de Vlamingen op de Spaanse schilderkunst van de 15de eeuw

In de 15de eeuw stond de Spaanse schilderkunst sterk onder invloed van de Vlaamse schilderkunst. Ze wordt dan ook wel aangeduid als 'Pintura Hispanoflamenco' (Spaans-Vlaamse schilderkunst). Meesters uit de Nederlanden, als Juan de Flandes (1465-1519), of die opgeleid waren in de Vlaamse traditie, als Michel Sittow (1468-1524/25), waren vaak werkzaam aan de hoven van de koningen van Castilië en Aragón, die grote liefhebbers waren Vlaamse schilderijen, wandtapijten en boekverluchting. Die belangstelling zou tot in de 17de eeuw voortduren, wat er ook de reden van is dat er zovele werken van de Vlaamse Primitieven in grote Spaanse musea te zien zijn.

Veel weerklank in Spanje had een werk van Rogier van der Weyden, een altaarstuk dat in 1445 aan het klooster van Miraflores bij Burgos werd geschonken: het zg. 'Mirafloresaltaar', heden ten dage in de Gemäldegalerie te Berlijn. Het was daarom niet vreemd dat toonaangevende Spaanse schilders het werk van Van Eyck en Van der Weyden bewonderden en zelf binnen hun traditie begonnen te werken. Pedro Berruguete, Bartolomé Bermejo en Luis Dalmau worden algemeen beschouwd als de belangrijkste exponenten daarvan.

Pedro Berruguete (ca. 1450-1503)
Pedro Berruguete (zie hierboven) werd geboren in Paredes de Nava (Palencia) en was een leerling van Fernando Gallego (1440-1507), die ook behoorde tot de Spaans-Vlaamse school. Waarschijnlijk is hij de 'Pietro Spagnolo' die vanaf 1476 aan de versiering van het nieuwe paleis te Urbino meewerkte en zijn de Artes Liberales in de Studiolo van zijn hand.
Na de dood van de hertog van Urbino in 1482 keerde hij terug naar Spanje, waar hij gedwongen wordt zich aan te passen aan de hardere en meer ingetoomde schilderstijl, die door opdrachtgevers in Spanje verlangd werd. Dit is ondanks rijke Nederlandse details en gebruik van vormen uit de vroege Italiaanse Renaissance te zien aan zijn fresco's in de oude sacristie van de kathedraal te Toledo (1485-88).
Berruguete overleed vóór 6­ januari 1504 in Ávila.

Bartolomé Bermejo (ca. 1440-ca. 1498)
Deze schilder werd geboren in Córdoba als Bartolomé de Cárdenas. Hij was vooral actief in het koninkrijk van Aragón. Er wordt vanuit gegaan dat hij tijdens zijn leven een reis maakte naar de Zuidelijke Nederlanden, al kan dit niet bewezen worden. Het kan nl. ook zijn dat hij door Rogier van der Weyden en Jan van Eyck beïnvloed werd via de Vlaamse meesters, die op dat moment in Spanje aanwezig waren. De synthese die hij maakte van deze invloeden en zijn Spaanse afkomst maakte van hem een van de meest gevierde schilders van zijn tijd. Hij maakte vooral religieuze werken, waaronder het altaarstuk voor het klooster van Santo Domingo de Silos (1474-77; heden ten dage in het Prado te Madrid), de 'Piedad' voor de kathedraal van Barcelona (1490) en het altaarstuk van de Maagd van Montserrat (1485; zie hiernaast), voor de kathedraal van Acqui Terme (Piemonte-Italië) de bekendste zijn.
Hij overleed rond 1498 in Barcelona.

Lluís Dalmau (?-ca. 1460)
Vermoed wordt dat Lluís Dalmau, één van de hoofdfiguren van de Catalaanse gotiek, uit Valencia kwam. Tussen 1431 en 1436 maakte hij in opdracht van koning Alfons V een reis naar de Nederlanden, waar hij in aanraking kwam met de Vlaamse schilderkunst en in het bijzonder met het werk van Jan van Eyck. Er zijn slechts twee werken die op grond van documenten aan Lluís Dalmau kunnen worden toegeschreven: het 'Moeder-Godsretabel van de Raadsheren' (1443-1445, zie hiernaast), bestemd voor de kapel van het stadhuis, en het centrale paneel van het 'Retabel van Sant Baldiri' (1448), bestemd voor de parochiekerk van Sant Boi te Llobregat. Ook wordt aan hem de decoratie toegeschreven van een gewelf van de nis van de graftombe van Sança Ximenis de Cabrera in de kathedraal van Barcelona.
Hij overleed ca. 1460 in Barcelona.